Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij kwamen [22]tot Hilkia, den [23]hogepriester, en [24]zij gaven het geld, dat ten huize Gods gebracht was, hetwelk de Levieten, die den [25]dorpel bewaarden, vergaderd hadden uit de hand van [26]Manasse en Efraim, en uit [27]het ganse overblijfsel van Israel, en uit gans Juda en Benjamin, en te Jeruzalem wedergekomen [28]waren; 22. Te weten, om het bevel des konings hem aan te dienen, rakende de voorgemelde vermaking des tempels en het opbrengen van het geld, daartoe dienende. 23. Hebreeuws, den groten priester. 24. Namelijk, Hilkia en zijn metgezellen. Zij gaven het in de hand der verzorgers of bestelden over de werklieden, onder, vs.17. 25. Namelijk, des tempels. Anders, de vaten. 26. Dat is, der Manassieten en Efraimieten. 27. Te weten, dat onder het gebied des konings van Juda stond, of hem toegedaan was. Zie boven, hfdst.21 vs.2. 28. Namelijk, de Levieten, die het geld vergaderd hadden.